Really don’t mind
If you sit this one out.
Meer dan vier decennia geleden ruimde mijn leraar Engelse literatuur in zijn lessen een prominente plek in voor Bob Dylan. Voor hem was de protestzanger uit Minnesota toen al een dichter tout court.
Zijn initiatief werd met enige argwaan ontvangen: Dylan een dichter? We keerden een paar liedteksten binnenstebuiten en ontdekten wat onze oren niet hadden opgepikt, hoe vaak we zijn nummers ook hadden gehoord.
My words but a whisper
Your deafness a shout.
Luisterend naar de radio deed ik het thuis ook, met mijn ontoereikende basiswoordenschat Engels: proberen te verstaan wat die Engelsen en Amerikanen op de hitparade zongen. Toen ik zelf platen ging kopen hoefde ik niet meer te puzzelen. Voortaan stonden de teksten op de binnenkant van de hoes afgedrukt. Dat wilde nog niet zeggen dat ik ze dan meteen begreep, maar dat was niet erg. De woorden waren geduldig en groeiden met me mee.
I may make you feel
But I can’t make you think
Maar… geen Dylan in mijn top drie van zingende woordkunstenaars die mijn prille liefde voor het Engels hebben aangezwengeld. De derde plaats is, ondanks zijn neiging tot bombast, voor Peter Gabriel in Genesis’ gloriejaren. Op nummer twee Frank Zappa met zijn onversneden Amerikaanse satire. En met stip op één Ian Anderson, frontman van Jethro Tull en schepper van het ironische meesterwerk Thick as a Brick.
Als Bawb Nobelprijsmateriaal is, dan is Jetje Tull het ook.
◊◊◊
Dit is de top drie:
1. Jethro Tull, Thick as a Brick, 1972.
2. Frank Zappa, Apostrophe (’), 1974.
3. Genesis, Selling England by the Pound, 1973.
De citaten op deze pagina zijn de openingsregels van ‘Thick’.
Prenten: Edinburgh (waar mijn basisvocabulaire eindelijk vleugels kreeg). Foto’s © Gertrudsdottir.