De paplepel

Mijn geloof was er een van de paplepel – dagelijkse kost, een beetje saai, een beetje braaf. Aan de vooravond van de roerige jaren 1960 was geloven een doodgewoon ingrediënt van het leven in mijn Brabantse dorp. Mijn kindergeloof was net zo braaf als de stichtende verhaaltjes op het grammofoonplaatje “De hemel is van jou”. De verhaaltjes ben ik vergeten, het pianomuziekje op de achtergrond is me altijd bijgebleven.

Toen een tiental jaren later de tijdgeest zich ook in mijn dorp begon te roeren had ik de leeftijd waarop meebewegen op de vernieuwende golf heel vanzelfsprekend leek. Ik ging niet meer naar de kerk en stond daar bijna een mensenleven lang niet bij stil.

Met de paplepel ingegoten en moeiteloos losgelaten.

Maar helemaal weg is het christelijke geloof nooit geweest. Die paplepel had een basis gelegd waar ik voor mijn beroepsbeoefening in de taal- en letterkunde enorm veel aan heb gehad. En ook in mijn passievere omgang met de andere schone kunsten (met name van kunstenaars die zelf worstelen met hun (on)geloof) is kennis over het geloof nuttig gebleken.

Om ook mijn dierbaren met dat christelijke erfgoed (wat het per slot van rekening is) in contact te brengen, heb ik mijn ongedoopte nakomelingen bijvoorbeeld jaar in, jaar uit in geuren en kleuren verteld waar Pasen en Pinksteren voor staan – basiskennis die blijkbaar toch lastig te onthouden is als je het geloof niet met paplepels en 45-toerenplaatjes krijgt ingegoten.

Voor mij is het doorgeven van die verhalen meer dan enkel weemoed om iets wat langzaam maar zeker uit ons collectieve geheugen verdwijnt. Het is geen nostalgische interesse. Maar blijkbaar heeft het geloof nog steeds iets wat mij als voormalig katholiek beroert. Een volbloed ongelovige ben ik dan ook nooit geweest – waarschijnlijk is dat de reden dat de intolerantie met het geloof die de seculiere medemens soms tentoonspreidt me totaal niet aanspreekt.

Maar een hernieuwde kennismaking met de praktijk van het geloof – de kerkgang, het sacrament van de eucharistie, de viering van de hoogtijdagen – spreekt me evenmin aan. Dat is het in elk geval niet wat me in het geloof beroert.

Wat dan wel? Ik zou het niet kunnen zeggen. Ik ben zoekende. En soms vind ik iets.

De piano op het paplepelplaatje, bijvoorbeeld. Componist noch uitvoerende artiest wordt vermeld, maar mijn geheugen herkent de melodie uit duizenden, en tegenwoordig heb je software die daar in no time een naam bij vindt.

* * *

Lea Smulders, De hemel is van jou. Versjes en verhaaltjes ter voorbereiding op de eerste communie. 45-toerenplaatje, ca. 1960.

J.S. Bach, BWV 147, “Jesu bleibet meine Freude”, voor piano. Met dank aan Mike Morrell, die over die handige software beschikt, zodat we na enig gezamenlijk geneurie de oplossing vonden. Diverse uitvoeringen op YouTube, geen van alle in het langzame tempo dat ik me van het plaatje herinner.