The secret of life is to look good at a distance.
– Snoopy
Met zijn 262 pagina’s is Carpenter’s Gothic een kleintje in het romanoeuvre van William Gaddis, die ook reuzen als J.R. en The Recognitions schreef. Maar wie denkt dat het dunnere boek ook toegankelijker is dan de rest komt toch bedrogen uit, en dat past dan weer bij Gaddis’ vaste thema, dat ook in dit boek ruim aan bod komt: bedrog, misleiding, oplichterij.
Carpenter’s Gothic speelt in de jaren 1980. Het is het verhaal van Paul en Liz Booth en hun huisbaas, Mr McCandless. Het stel, dertigers, is (vanwege Liz’ astma en Pauls Vietnamtrauma’s) New York City ontvlucht en huurt nu een gemeubileerd, vrijstaand huis in de ‘naïef-neogotische’ stijl die American of Carpenter Gothic wordt genoemd, met een overvloed aan willekeurig geplaatste torentjes, bogen en spitsen, ornamenten die in geen relatie staan tot de formele structuur van het huis. Het is een bouwstijl die van veraf imponeert en van dichtbij laat zien hoe nep hij is.
In huis staat het vol stijlmeubels en siervoorwerpen, maar het interieur ziet er verwaarloosd en groezelig uit, de wc is verstopt, de deuren klemmen en ook nadat de werkster is geweest hangen er spinnenwebben. In de loop van het verhaal noemt iemand het huis a patchwork of conceits, borrowings, deceptions: een samenraapsel van kunstgrepen, leentjebuur en boerenbedrog, en die omschrijving is ook van toepassing op het gammele, uit misverstand en desinformatie opgetrokken ‘kaartenhuis’ dat Liz, Paul en de mensen om hen heen in stand houden.
Er wordt voortdurend langs elkaar heen gepraat, iedereen dist leugens op, vragen blijven beantwoord en geluisterd wordt er zelden. In Gaddis’ handen is Carpenter Gothic geen eclectisch-nostalgische kitsch maar een symbool voor het onvermogen – en de onwil – van de opgefokte moderne mens om met zijn medemensen te communiceren.
Des te opmerkelijker is dat niemand erover piekert om zijn mond te houden: op een paar beschrijvende passages na bestaat het hele boek uit ‘communicaties’, gesprekken die zo levensecht zijn opgetekend dat je het gevoel krijgt er zelf bij aanwezig te zijn. Er zijn geen volzinnen, mensen reageren ad hoc, improviseren er op los, maken zinnen niet af, springen van de hak op de tak, vallen zichzelf en anderen in de rede en laten zich afleiden door het getetter op tv of een reclameboodschap op de radio.
En allemaal worden ze ongevraagd bestookt met salvo’s nieuwe informatie die via externe kanalen (telefoon, brieven en reclamefolders, kranten, radio en tv: internet was er nog niet, maar het informatiebombardement en de verwarring zijn er niet minder om) het huis binnen komen. De berichtenstroom, half gehoord, half begrepen, lukraak geïnterpreteerd, vormt een achtergrondkoor van (des)informatie en al dan niet fake news waar de personages zich door laten beïnvloeden: de een willens en wetens, de ander tegen wil en dank.
Aan de lezer die van puzzelen houdt de uitdagende klus om wijs te worden uit al dat misbaar en er middels die kakofonie van stemmen (en een wirwar van woordspelingen, taalraadsels en spraakverwarringen) achter te komen hoe de vork in de steel zit.
Aan de vertaler die hier zijn tanden in wil zetten de uitdagende klus er Nederlands van te maken, óók van de aanstekelijk grappige dialogen en bon mots, vaak van het kaliber ‘I’d rather have a bottle in front of me than a frontal lobotomy’. Niet dat die per se uit Gaddis’ eigen koker komen, want ook op dat gebied is het leentjebuur wat de klok slaat. Wat niet wegneemt dat ze vertaald zullen moeten worden.
◊◊◊
William Gaddis, Carpenter’s Gothic. 1985. Niet in het Nederlands vertaald, wel in het Duits: Die Erlöser, 1988.
De wijze beagle Snoopy is een creatie van Charles M. Schulz uit de stripserie Peanuts.
Prent 1: Chinatown, New York City. 1982. Foto © Gertrudsdottir.
Prent 2: Snyder Discount, Brooklyn. 1982. Foto © Gertrudsdottir.