Het is van ouden tijt bevonden,
Van sachte meesters vuyle wonden.
– Jacob Cats
Als bijna afgestudeerd letterenstudent die al heel haar studie comfortabel hoge cijfers had gehaald sloot ik het vak Postmoderne Amerikaanse literatuur af met een zogeheten end-of-term paper dat door de prof van dienst gedecideerd werd neergesabeld: te rommelig, te informeel, te vaag – kortom, hier werd geen wetenschap bedreven maar zomaar wat geroepen. Er kon een korzelig zesje vanaf omdat wat ik te berde bracht, zo had de prof in de kantlijn geschreven, interessant was – jammer dat geen van mijn docenten me in al die jaren aan de universiteit had bijgebracht hoe ik een wetenschappelijk artikel moest schrijven. De koude douche werd alsnog een lauwwarm straaltje toen bleek dat ik de enige was die het tot een zes had geschopt – mijn medestudenten hadden vaak niet meer dan de beruchte één voor de moeite gekregen.
Hier had de klas, op wat gesnik en gesnotter na, niet van terug, en de les werd voortijdig beëindigd. Ik heb de prof nooit meer teruggezien, maar haar ongezouten commentaar op mijn kennelijk met meer enthousiasme dan academische vaardigheden verwoorde betoog ben ik niet vergeten. Het contrast met de gulle lof die mij tot dan toe door bijna het voltallige docentenkorps was toegezwaaid kon bijna niet groter zijn, maar ja, dat was een collectief dat, naar het oordeel van hun collega, op het didactische vlak jammerlijk had gefaald.
Wie had er nu gelijk – de milde heelmeesters waar Vadertje Cats ons al voor waarschuwde, met hun constructieve, bemoedigende kanttekeningen, of deze lone wolf die niet alleen de blunderende student kapittelde maar meteen ook maar de verzamelde collega’s van het Engels Seminarium de les las? Met haar onbarmhartige aanpak heeft de prof in elk geval bereikt dat ik mijn elders zo opgehemelde prestaties ineens veel minder hoog aansloeg. En ook al zou het best eens zo kunnen zijn dat van alle kritiek juist de ongezouten variant het behartenswaardigst is, heeft deze episode er zeker toe bijgedragen dat ik in mijn eigen redactiepraktijk, waar ik in feite voortdurend kritiek heb op andermans schrijfarbeid, streef naar de humanere variant die toch zegt waar het op staat. En dat is een hele kunst.
◊◊◊
Prent: Kinderdijk, 2013. Foto © Gertrudsdottir.