Thuis

34 - Craigmillar 1980-11-07

Dit komt aardig in de buurt bij het uitzicht dat ik vroeger had als ik opkeek uit mijn boek. Gefotografeerd heb ik niet in mijn Schotse jaren, gelezen des te meer. In de buitenlucht – hele middagen zat ik met mijn boek op de beschutte zuidrichel van de Holyrood Hills; boven me toeristentrekker Arthur’s Seat, onder me het dorp Duddingston met het gelijknamige Loch; achter het spoor de troosteloze wijken Niddrie en Craigmillar, die pas jaren later door de liefhebbers opgemerkt zouden worden, toen Irvine Welsh zijn Trainspotting publiceerde.

De eerste maanden van mijn verblijf in ‘het Athene van het Noorden’ zat ik in een schimmelige caravan op het erf van Forkenford Farm, een varkensfokkerij in ruste ingeklemd tussen spoor en loch. De boerderij was ingedeeld in bedsits die de eigenaar bij voorkeur aan twee gegadigden tegelijk verhuurde; meestal woest behaarde geologiestudenten die al hun energie staken in klauterexpedities in de hooglanden maar ook een handjevol prille kunststudentes. Pas veel later drong tot me door dat die aanstormende geologen Munro baggers waren: er was veel wat ik toen niet wist.

Na een schoorsteenbrandje was de lol van de caravan er wel af en nam ik mijn intrek in de helft van de bedsit van Colleen, die met haar zwarte haar, doorzichtige huid en ongelooflijk blauwe ogen eerder een kunstenaarsmodel dan een kunstenaar in de dop leek.

De ontbijtgewoonten van onze huisgenoten waren spectaculaire eetlustbedervers voor jongedames die ook later op de dag nog zouden bedanken voor geblakerde toast, pekelharing van de gril, kerriebonen uit blik, geschroeide tomaten en gaargekookte niertjes (blèh). Voor dag en dauw konden we ze een voor een tot in onze kamer ruiken.

Het huis was van steen, maar daar hield de luxe ook meteen weer op. De voorzieningen bestonden uit een gasmeter die ook haperde als je er wél een muntje in deed, antieke elektrische kacheltjes die de vochtige kou slechts heel lokaal verdreven en kermend sanitair dat op onverwachte momenten een indringende geur afscheidde. En op het Forkenfordse erf ritselden de ratten, tegen beter weten in op zoek naar de biggetjes van vroeger.

Hame is hame, be’t ever sae hamely, luidt het gezegde: thuis is thuis, al heeft het nog zoveel gebreken.

En o, dat uitzicht op het lommerrijke loch.

34 - Duddingston Loch by Fabian 2007-114

◊◊◊

James Joyce legt de Schotse spreuk in de mond van een van de sprekers in Ulysses, ik meen in Episode 15 (Circe).

Irvine Welsh, Trainspotting. 1993. Een boek om naar te luisteren: de Schotse klankkleur en melodieën komen er pas uit als je ze hoort. Ik heb ook de Nederlandse versie  in huis gehad (vert. T. Heuvelmans), en herinner me dat ik de kamer in liep en zoon van tien aantrof die op luide toon het eerste hoofdstuk zat voor te lezen aan broer en zus.

Prent 1: Van onder naar boven – het Loch, Forkenford, Niddrie en Craigmillar (Edinburgh), 1980. Foto © Gertrudsdottir.
Prent 2: Duddingston Loch (Edinburgh), 2007. Foto © Shaqnoy.