Want er is een kameraadschap die zelfs nog vrediger is dan de eenzaamheid en die, voor de goede verstaander, de eenzaamheid vervolmaakt.
– Robert Louis Stevenson
In de prille herfst van 1878 maakte Robert Louis Stevenson een twaalfdaagse voetreis door de Cevennen, met de muilezel Modestine als zijn trouwe, zij het niet altijd even gewillige lastdier. Het verslag dat hij erover schreef was voor hem waarschijnlijk de belangrijkste drijfveer om de tocht te maken: Stevenson, een laatbloeier die op zijn 28e nog altijd niet tot een carrière had kunnen besluiten, wilde literatuur bedrijven en had een onderwerp nodig om over te schrijven.
In Travels with a Donkey in the Cevennes toont hij zich een meester van de gedetailleerde beschrijving. Het kan allemaal korter, maar dan zouden de lezer vele subtiele nuances worden onthouden. De praktische hobbels op het pad van de voetreiziger krijgen eenzelfde, uitgebreide, vaak ironisch verwoorde aandacht als de beschrijvingen van het landschap, de weersomstandigheden en de passanten. De gesprekken die Stevenson met die laatsten voert vormen uiteindelijk het zwaartepunt van het boek. Bijna allemaal gaan ze over de diverse denominaties van het christelijke geloof: Stevensons weifelende atheïsme wordt afgezet tegen het steile calvinisme van zijn Schotse vader, de zwijgzame bedrijvigheid en discipline van de trappist in zijn klooster en de fanatieke geloofsijver van een enigszins simpele Moravische broeder. Ook ‘gewone’ katholieken en protestanten komen aan het woord, en Stevenson ruimt een grote plaats in voor de historie van de camisards: hugenoten uit de Cevennen die in de 17e eeuw tegen de Zonnekoning in opstand kwamen toen deze eenheid van godsdienst wenste en die met harde hand wilde afdwingen.
Stevensons bereidheid om al deze geuren en kleuren van het christendom met zo min mogelijk vooringenomenheid te presenteren doet sympathiek aan. Hij wisselt zijn talent voor zelfspot af met een misschien nog wel nuttiger talent, dat van het onbevangen, milde oordeel.
Ook over zijn eigen zielenroerselen schrijft hij onverbloemd en openhartig. Zijn enthousiaste beschrijving van een nacht in zijn slaapzak onder de blote hemel is een van de hoogtepunten van het boek.
Maar zelfs toen ik mijn eenzaamheid bejubelde, werd ik me bewust van een vreemd gemis. Ik wenste me een metgezel die, stil en onbeweeglijk maar steeds binnen handbereik, naast me lag in het licht van de sterren. Want er is een kameraadschap die zelfs nog vrediger is dan de eenzaamheid en die, voor de goede verstaander, de eenzaamheid vervolmaakt. En het leven met de vrouw van wie een man houdt, is van alle levens het meest volledig, het meest vrij.
◊◊◊
R.L. Stevenson, Travels with a Donkey in the Cevennes. Een Engelse versie met annotaties staat hier.
In het Nederlands: Reis met een ezel door de Cevennen. Vert. M. Bernard, 2008. Met een voorwoord van Kees van Kooten. Het geciteerde fragment is door mij aangepast.
De Nederlandse uitgave wordt ontsierd door redactioneel gebroddel en de taal is in het algemeen te modern: heel andere koek dan Stevensons tot in de puntjes verzorgde Engels en zijn welbewuste spel met een ‘romantische’ en ‘literaire’ vocabulaire. Van zijn archaïsche syntax, een belangrijk dramatisch stijlelement, is in de vertaling niets terug te vinden. Een misser van formaat.
De pijn wordt enigszins verzacht door de parallel die Kees van Kooten in het voorwoord ontwaart met De renner, de door Tim Krabbé onnavolgbaar opgetekende bestorming van de hoogste berg van de Cevennen, en dan is er altijd nog de onthullling, achterin, van de naam van het muildier op de cover, waardoor je het boek toch nog met een glimlach sluit.
Prent 1: Elfenbankje, Ulvenhout. 2012. Foto © Gertrudsdottir.
Prent 2: Vijg, stoel, tafel, gras. Thuis, Allerzielen 2016. Foto © Gertrudsdottir.