De wandelaar

2009-xxxx markdal koe FOTO GERTRUDSDOTTIR

Zonder wandelen zou ik dood zijn, en mijn beroep, waar ik hartstochtelijk veel van houd, zou ik allang hebben moeten opgeven.
– Robert Walser

Wat gaat er veel fictie over wandelen. Ik blijf maar verhalen vinden waarin de hoofdpersoon hoofdzakelijk loopt. De Zwitserse auteur Robert Walser is in het genre een geval apart.

Een eeuw geleden schreef hij het verhaal ‘De wandeling’, waarin hij minutieus – stap voor stap, als het ware – de tocht verslaat die een armlastig schrijver op zomaar een gewone dag te voet door zijn woonplaats maakt. Hij komt bekenden en onbekenden tegen, heeft een paar afspraken, loopt een boekhandel binnen, maakt ruzie met zijn kleermaker, haast zich naar de dame die hem heeft uitgenodigd voor het middageten, geniet van een stukje door het bos, en houdt tussen al die bedrijvigheden door breedsprakige uiteenzettingen tegen al dan niet fictieve toehoorders en passanten, roept zichzelf tot de orde, spreekt de lezer toe en beschrijft tot in detail elke gemoedstoestand die hij gaandeweg doormaakt, van vrolijke opgeruimdheid via opperste euforie naar diepe neerslachtigheid.

Wat een mateloosheid! Wat een overdrijvingen! En vooral, wat een acuut bewustzijn – bij Walser waadt de lezer door een zee van bijvoeglijke naamwoorden naar het einde van elke zin en krijgt bij elke stap die hij zet een stortvloed aan precieze observaties en zintuiglijke ervaringen over zich heen, gepeperd en gezouten met gedachtesprongen die regelrecht uit het kolkende brein van hun schepper komen.

Te midden van al die overdaad is het hoofdthema wandelen. Keer op keer doet de verteller/schrijver uit de doeken hoe belangrijk wandelen voor hem is; als mens, maar vooral als schrijver. Buiten lopen is in feite een instrument van de schrijver: dat betoogt hij met verve tegen de stadgenoten die hij tijdens zijn wandeling met een bezoekje vereert. In dit geval, de directeur van belastingen die, zo vreest hij, hem niet ziet als hardwerkend schrijver in actie, maar als lanterfantende luiwammes.

Op een wijdlopige wandeling schieten mij duizend bruikbare gedachten te binnen, terwijl ik opgesloten in mijn huis jammerlijk zou verdorren, verdrogen. Wandelen is voor mij niet alleen gezond maar ook vruchtbaar, en niet alleen mooi maar ook nuttig. … Op aardige wandelingen, al zijn ze nog zo klein, wemelt het meestal letterlijk van composities, levende gedichten, aantrekkelijke dingen, allerlei natuurschoon. Natuurlijke historie en land- en volkenkunde ontvouwen zich vol bekoring en gratie voor de zintuigen en ogen van de aandachtige wandelaar die natuurlijk niet moet wandelen met terneergeslagen, maar met open, heldere ogen, wil hij de ware zin en de weidse, edele idee van het wandelen deelachtig worden.

Walsers apologie van het wandelen mondt uit in een ellenlange opsomming van alles wat de onverdeelde aandacht van de wandelaar behoeft: ‘een hond, een mug, een vlinder, een mus, een worm, een bloem, een man, een huis, een boom, een hek, een slak, een muis, een wolk, een berg, een blad of zelfs maar een schamel, weggegooid stukje schrijfpapier’. Alles, zo schrijft hij, is de wandelaar even lief en aangenaam en waardevol: ‘de grootste en de nederigste, de ernstigste en de vrolijkste dingen’. Totale onthechting is geboden:

Hij moet in staat zijn helemaal niets anders te doen dan opgaan in het aanschouwen en opmerken van dingen, daartoe gelijk een wakkere, dienstvaardige, opofferingsgezinde, beproefde frontsoldaat zichzelf, zijn eigen zorgen, behoeften, gebreken, ontberingen, op de achtergrond weten te plaatsen, weten te minachten of volledig weten te vergeten.

Bij Walser is wandelen een staat van zijn, een allesomvattende existentiële houding, zwaar werk voor lichaam én geest.

2009-xxxx thuis slak keukenraam FOTO GERTRUDSDOTTIR

Deze bevlogen visie op lopen als het basisgereedschap van de schrijver had wat mij betreft een ereplaats mogen krijgen in Wanderlust, de ambitieus opgezette ‘geschiedenis van het wandelen’ van de Amerikaanse polemiste Rebecca Solnit. Haar boek heeft dan wel een mooie Duitse titel, maar wandelende auteurs die in die taal over lopen schrijven (en breed vertaald zijn, ook in het Engels) worden er niet in besproken. Ze memoreert zelden een schrijvende wandelaar die géén Angelsaksische roots heeft, en zelfs die andere opmerkzame wandelaar uit de Duitstalige literatuur, W.G. Sebald, toch geen onbekende in het Engelse taalgebied, blijft bij haar onvermeld.

Dan is een klein taalgebied als het Nederlandse zo gek nog niet: wie hier verkeert moet wel over de taalgrens kijken, en wordt daar alleen maar rijker van. In de Nederlandse uitgave van Der Spaziergang komt ook Sebald aan het woord. In het essay ‘Le promeneur solitaire’ gedenkt hij de taalkunst van Walser, de Zwitser voor wie lopen en schrijven één waren.

◊◊◊

Robert Walser, Der Spaziergang. 1917. In het Nederlands: De wandeling. 2015. Vert. M. Bokhove. Daarin opgenomen: W.G. Sebald, ‘Le promeneur solitaire’. Vert. R. van Hengel. De Duitse versie verscheen in Logis in einem Landhaus, 1991.
Rebecca Solnit, Wanderlust. A History of Walking. 2002. Ook deze post gaat over Solnits boek.

Prent 1: Markdal, 2009. Foto © Gertrudsdottir.
Prent 2: Thuis, 2009. Foto © Gertrudsdottir.