De toedracht

31 - 1 Malungsfors 1983-86-05

Ik hoop het fotograferen nog eens van mij af te zetten, om alleen nog te schrijven, maar nu is de narigheid dat ik in Finnmark een vierhonderd foto’s gemaakt heb, die ik nog moet afwerken.
– Willem Frederik Hermans

Begin jaren zestig was W.F. Hermans in Lapland, waar hij honderden foto’s maakte. Na thuiskomst slaakte hij bovenstaande verzuchting en ging aan het werk. Een paar jaar later lag er dat boek: Nooit meer slapen (1966). Er zullen vast eigen ervaringen in verwerkt zitten, maar een reisverslag is het niet. Hermans had iets anders op het oog. En terwijl hij een blunderende geologiestudent aan het woord laat, heeft Hermans de touwtjes in handen en toont zich een meester in niet vertellen, in de toedracht verhullen. De hoofdrol is dan ook niet voor de verteller, Alfred Issendorf, maar voor het bijzondere vertelperspectief dat hij vertegenwoordigt.

Als Alfred uit de doeken doet wat er tijdens zijn researchtrip in Lapland is gebeurd, is één ding van meet af aan duidelijk: dit is Alfreds visie, en natuurlijk zijn er andere visies mogelijk. Alleen, mogelijkheden om de dingen die Alfred vertelt op juistheid te controleren, heeft de lezer niet. Is wat Alfred vertelt ook echt wat er is gebeurd? Kunnen we hem op zijn woord geloven?

31 - 2 Malungsfors 1983-86-06

Die neiging heeft de lezer wel, want deze ik-verteller komt niet gehaaid of leugenachtig over. Hij is onhandig en onzeker, wordt door pech en misverstand achtervolgd en weet gewoon niet goed wat hij wil. Dat wordt alleen maar erger als hij met drie Noorse geologen die heel wat meer ervaring hebben een meerdaagse trektocht in Finnmark maakt, in het uiterste noordoosten van Noorwegen. Voor Alfred is het een ware beproeving. De muggen komen, zo lijkt het, alleen op hem af, bij het oversteken van een rivier kukelt hij als enige in het ijskoude water, het tempo van de anderen ligt veel hoger en terwijl iedereen zich serieus met onderzoek onledig houdt, loopt Alfred maar wat te lummelen.

Dat werkt: onwillekeurig leef je mee met deze ongemotiveerde, slecht voorbereide, ongelukkige kluns, die vanwege de middernachtzon ook nog eens geen oog dichtdoet. Sympathiek is hij niet, maar wat krijgt de arme Alfred het voor zijn kiezen.

Ik heb het boek meer dan eens gelezen, en bij elke lezing merk ik hoe bij monde van Alfred dat ongrijpbare, onbetrouwbare vertelperspectief elke waarheidsvinding verhindert. De lezer heeft maar één informant, die zijn waarneming stuurt. Hij zit opgescheept met die gemankeerde ik-verteller, met Alfreds gekleurde visie op de gebeurtenissen.

31 - 3 Malungsfors 1983-86-03

En dan blijkt dat ik niet de enige ben die Alfred niet vertrouwt. Er is een radicaal andere interpretatie van de gebeurtenissen in Nooit meer slapen mogelijk: een waarin de pechvogel Alfred niet zielig is maar manipulatief; een waarin hij – zoals wel meer personages in Hermans’ boeken – de geschiedenis zo herschrijft dat die in zijn kraam te pas komt, maar niet zonder ervoor te hebben gezorgd dat de lezer ondanks zijn bedenkingen zijn, Alfreds, versie slikt. Lees de theorie die Max van Duijn ontvouwt in De Gids. En lees dan Nooit meer slapen en zie hoe de puzzel in elkaar valt.

◊◊◊

W.F. Hermans, Nooit meer slapen, 1966.
M. v. Duijn, ‘Bloed aan de handen van Alfred Issendorf’, De Gids, 6-6-2012.

Prenten: Dalarna (Zweden), 1983. Foto’s © Gertrudsdottir.