Ontleed niet, maar adem.
Verklaar niet, maar bewaar het geheim.
Wees niet trouw aan het gedicht, maar aan de poëzie.
Mijd het geraamte, volg de harteklop.
Knutsel niet, maak een gedicht.
– Gerrit Komrij
Als vertaler (van o.a. Shakespeare) laat beroepsknorrepot Komrij zich van een andere zijde zien: die van de taalkunstenaar. De grondhouding die hij dan aanneemt, deels hier aangehaald, is niet alleen voor poëzievertalersoren bestemd. Als beroepslezer durf ik te stellen dat ook menige boekvertaling ervan zou opknappen. Dat is geen overbodige luxe, want er worden me wat boeken vertaald in ons taalgebied. Vooral uit het Engels en het Amerikaans.
En juist daar kom ik het vaak tegen: geknutsel.
Dit gaat niet over uit de brontaal overgeheveld idioom, meevertaalde tag questions of krachttermen die je buiten op straat geen mens zult horen bezigen. Ook die kom ik tegen, maar het geknutsel dat ik bedoel resulteert in een machteloos Nederlands dat ik alleen maar in boekvertalingen zie. Als dat geen veeg teken is weet ik het ook niet meer.
Waar het om gaat zijn de plekken waar in het Engels any of some staat. In het Nederlands worden al die any’s ‘welke … dan ook’ en elke some is zonder pardon ‘een of andere’ geworden. Hoe vaak zie je zoiets in een tekst staan? Eh … nooit, tenzij het een boekvertaling is. Het alomtegenwoordige Engelse trio wherever, whatever, whenever inspireert de knutselende vertaler tot moedeloos makende woordenslierten met een of meer componenten van het type maar, nog, toch, dan, wel, ook en eens. Is het resultaat gangbaar Nederlands? Welnee. Hier is geknutseld aan een noodoplossing die nog talloze keren zal worden herhaald in hetzelfde manuscript.
Je wilt niet weten hoe vaak some & any en where-, what- & whenever voorkomen in een Engelse brontekst. Het zijn doodgewone woorden, en zo gewoon zou ook de vertaling ervan moeten zijn. Maar knutselwerkjes en noodoplossingen in de doeltaal trekken een overmaat aan (negatieve) aandacht.
De lezer, ook de kwaadste niet, stommelt er sportief over- of doorheen, maar des vertalers geknutsel draagt er wel toe bij dat het Nederlands in het boek dat hij onder handen neemt onder de maat blijft, niet lekker leest, geen brug slaat tussen het Engels en de levende taalpraktijk van het Nederlands. Tegen de tijd dat een ander zich over het manuscript buigt is het kwaad al geschied: een persklaarmaker is niet bij machte een met noodoplossingen bezwaarde tekst alsnog vleugels te geven. Dat had de boekvertaler moeten doen, vanaf zin één.
En dat brengt ons terug bij Komrij’s tips en trucs voor de bevlogen vertaling:
Wees onbetrouwbaar. Onbetrouwbaar als de poëzie.
Wees brutaal. Brutaal als de dichter.
De eigen stem, hoe bescheiden ook, werkt sterker
dan de meest grandioze weerkaatsing.
Een dichter heeft meer aan een medezanger, al is het een koorknaap,
dan aan een echoput, al is het van een dode vulkaan.
Zing, en u zult de zangers eren.
◊◊◊
G. Komrij, De muze in het kolenhok. 1983. Komrij’s aansporing staat bij een stuk over het vertalen van een gedicht van Hölderlin.
Prenten: Texel, 2009. Foto’s © Gertrudsdottir.