Proberen te baren

Na Lijmen was Willem Elsschot opgehouden met schrijven, niet omdat hij geen stof meer had, maar omdat hij op zoek was naar de goede vorm. Hij wist wel wát hij wilde schrijven, maar hij wist niet hóe. Bovenstaand citaat, uit de inleiding bij Kaas, is de conclusie van die zoektocht. Ik zie het als Elsschots credo als kunstenaar of voor mijn part zijn ‘mission statement’: hij definieert hier een artistieke visie en beschrijft hoe de kunstenaar tegenover zijn kunst moet staan. Niet proberen maar doen.

Makkelijker gezegd dan gedaan, dat heeft de man aan den lijve ondervonden: voordat Kaas er was heeft hij een flink aantal jaren ‘droog gestaan’ als schrijver, en hij was zelfs niet meer van plan nog een boek te schrijven, zolang hij dus die beroemde vorm (die hij ‘stijl’ noemt) niet had gevonden.

Hij doet de boude bewering dat het er in feite niet toe doet waarover je schrijft, als je het maar doet in de juiste stemming, in de juiste dosering, zonder je te forceren, zonder te doen alsof, zonder te ‘proberen’. De slotalinea (zie hierboven) had ik graag als strafwerk willen krijgen, vroeger op school. Zo waar vind ik het wat hij zegt.

En dat is nog maar de inleiding!

Je moet maar durven, zo’n credo in het gezicht van de lezer duwen voordat die een letter van het eigenlijke verhaal heeft gelezen. Je weet meteen hoe hoog Elsschot de lat had liggen toen hij Kaas schreef. En soms, als ik me door een bejubeld wanproduct van een andere, al dan niet postuum gelanceerde schrijver heen worstel, al dan niet naar beste kunnen vertaald door deze of gene, en de miskleunen op het vlak van taal en stijl me om de oren vliegen, wens ik ook zulke ‘probeerders’ Elsschots slotalinea als strafwerk toe. Desnoods postuum.

◊◊◊

Willem Elsschot, Kaas. 1933. Het citaat staat op p. 14-15.
Vertaald in het Tsjechisch, Fries, Indonesisch en Engels.

Typografie van mij, met een serieuze knipoog aangeboden aan boekenvormgever Robert Nix bij een van zijn ambtsjubilea.