Mijn inbox heeft een spamfilter, maar dankzij mijn lidmaatschap van een aantal vakorganisaties weten reclamemakers me toch wel te vinden. Ik open zulke berichten zelden, maar soms gebeurt dat per ongeluk toch.
Deze winter werd ik daardoor zomaar door schrijver Arnon Grunberg geattendeerd op een nieuwe app (‘leesinterface’) waarvan ik de naam alweer vergeten ben. In het reclamefilmpje zit Grunberg in een stoel op een nette kamer (in een hotel: het filmpje opent met een shot van zijn nieuwe boek, dat op het bed naast hem ligt) op zijn telefoon te lezen, af en toe glimlachend, en omdat ik dit soort communicaties graag zonder geluid bekijk, weet ik niet wat er allemaal voor moois wordt verteld.
Grappig is dat Grunberg, druk scrollend op zijn telefoon, in de tweede helft van het filmpje nogal onbeholpen in zijn designfauteuil zit, die zulke hoge armleuningen heeft dat een volwassen man daar zijn onderarmen alleen op kan leggen als hij zijn bovenarmen spreidt. Zo begint Grunberg ook, maar al in de 29e seconde zit hij met de bovenarmen tegen zich aan gedrukt in elkaar gedoken zijn stoel. Met als gevolg dat ik niet zomaar een lezende man zie, maar een man in een stoel die, al wil hij dat graag negeren, hem domineert.
Het filmpje heeft dus ook zonder geluid al het effect dat ik ontroering voel, en misschien vergeet ik daarom wel de mail die me dit allemaal in de schoot wierp in de digitale prullenbak te gooien, zodat ik de dag erna weer op het mailtje klik om nog eens naar die welhaast emblematische voorstelling te kijken. Dit keer staat het geluid (oeps, vergeten uit te zetten) wel aan, en Arnon (hij kijkt zo welwillend naar zijn nieuwe app dat ik vanzelf begin te tutoyeren) neemt het woord. Het gaat niet alleen over de app. Blijkbaar heeft hij toen hij zijn boek schreef de hele tijd naar Canto Ostinato geluisterd, een werk van Simeon ten Holt. Voor de lezer die een totaalbeleving wil wordt dit werk, inclusief handige oortjes, meegeleverd in de app.
Daarmee is dan eindelijk mijn nieuwsgierigheid gewekt (sorry, Arnon, niet naar je boek, laat staan naar de prettig lezende app). Ik ken Canto Ostinato van naam, maar dat is ook alles. De dagen erna luister ik naar verschillende uitvoeringen, overigens zonder daarbij ook maar één letter te lezen, noch over Ten Holt of zijn Canto, noch pennenvruchten van Grunberg of iemand anders. Het is een hele ervaring, dat luisteren. Dit is geen muziek voor beginners en het is ook geen achtergrondmuziek. Er gebeurt van alles in mijn hoofd, wat van passief luisteren een hele gebeurtenis maakt. Hoe je daar ook nog eens bij zou moeten lezen is mij een raadsel: hóór je dan nog wel iets?
Pas na enige tijd begin ik het stuk te waarderen, niet alleen omdat ik nu bewegingen herken (na enig gezoek online luister ik vooral naar oudere liveopnamen in een arrangement voor vier pianisten, en daar ben ik dan de hele avond zoet mee, soms doe ik niet eens licht aan), maar omdat ik tot mijn verbazing merk dat er bij bepaalde bewegingen telkens dezelfde dingen opduiken in mijn hoofd – dingen die ik eigenlijk niet echt kan verklaren, en die alleen komen als ik dat luisteren heel letterlijk neem, dat wil zeggen, niet intussen iets ga zitten lezen of mijn mail check of even kijk wat er voor morgen op de agenda staat. De enige nevenactiviteit die ik me er weleens bij permitteer is het stofvrij maken van gescande fotonegatieven (zoals van bovenstaande prent), maar zelfs dan heb ik snel het gevoel dat ik niet echt meer luister.
Voor een compositie uit de jaren zeventig is de canto opmerkelijk populair. Het stuk wordt regelmatig live gespeeld, door twee of vier pianisten, of in toonzettingen voor accordeon, harp of saxofoon. Het heeft geen vaste lengte, en het wordt door schouwburgen ook wel aangeboden als ligconcert, sorry als Ligconcert®, waarbij niet de uitvoerenden languit gaan maar het publiek op zelf meegebrachte yogamatjes ligt (vergeet je dekentje niet, van uren stilliggen koel je lelijk af).
En nu kan ik dus die app downloaden waarvan de naam niet beklijft en er Grunberg bij lezen. Of andersom. Als er alleen een designstoel in de kamer staat, kan het altijd nog liggend. Ik ben Arnon dankbaar voor zijn luistertip, maar ik vrees dat er bij al dat interactieve belevingsgebeuren bar weinig overblijft van mijn eigen beleving.
◊◊◊
De app-trailer met Arnon Grunberg staat op Youtube.
Simeon ten Holt, Canto Ostinato. Ik luister naar een liveopname uit 1988 van 2,43 uur. De pianisten zijn Gerard Bouwhuis, Gene Carl, Cees van Zeeland en Ariëlle Vernède.
◊◊◊
Naschrift:
Kort na al dit geluister las ik ‘Hondenmuziek’, een kort verhaal van Maarten ’t Hart over een grammfoonplatenclubje waarvan de leden beurtelings elkaars muziekkeus raden. Wie denkt te weten om welk stuk het gaat, schrijft de naam van de componist op een papiertje en overhandigt dat aan degene wiens keus het is. Heeft de rader het mis, dan wordt hij genadeloos vernederd. Dat komt regelmatig voor. Slechts af en toe stelt een lid een muziekstuk voor dat weliswaar geraden wordt maar de toets der kritiek niet kan doorstaan. Zoals die ene keer: alle aanwezigen herkennen het stuk onmiddellijk, maar zij verfoeien het ‘zo alomvattend’ … ‘dat ze het nog te veel eer vonden om de naam van de componist op een papiertje te schrijven’. De eveneens aanwezige hond is daarentegen in trance, ‘blijkbaar genoot het dier uitbundig van de ostinate figuren die maar langs bleven trekken’.
‘Altijd al gedacht,’ zei een van de leden knorrig, ‘dat deze kutmuziek eigenlijk hondenmuziek is.’
Hiermee verklap ik eigenlijk al dingen die de lezer gaandeweg zelf moet ontdekken – het verhaal is een schoolvoorbeeld van dosering (niet alleen geen woord te veel maar ook geen woord te vroeg), met in de slotalinea een even onverwachte als vermakelijke Seitensprung naar filosoof/auteur Joke Hermsen en haar boek Stil de tijd, waarin ’t Hart bewijst dat hij de kunst van het weglaten tot in de perfectie beheerst.
Maarten ’t Hart, ‘Hondenmuziek’. In De moeder van Ikabod, 2016.
Prent: Breda, 1983. Foto © Gustave Petit.