Mijn wereldreiziger kwam met een leestip: Homo Deus, een dikke pil van geschiedenisprof. Yuval Noach Harari over de aanstaande teloorgang van het humanisme. Nu ben ik iemand die – sinds de opkomst van Facebook, Twitter en de daar achteraan hollende schrijvende pers – een grote hekel heeft gekregen aan de luidruchtiger belijders van dit volledig ontspoorde -isme: fundamentalistische pseudo-verlichten die niets beters weten te doen dan zich te wentelen in hun eigen gelijk. Dus hoe dat humanisme ten val zou worden gebracht, dat wilde ik wel weten.
Het was even doorwerken, maar ik heb het uit. Alleen het voorwoord is nog ongelezen. Sorry, Bas.
Op de achterflap wordt Homo Deus aangeprezen middels lovende woorden voor Harari’s eerdere boek, Sapiens, ontlokt aan niet de minste goden-van-onze-tijd: Barack Obama, Bill Gates, die het ‘lastig’ vond om het ‘niet in één keer uit te lezen’ (niet zeuren, Bill – het zijn maar 498 pagina’s) en – kijk eens wie we hier hebben – Mark Zuckerberg himself. Homo Deus is een katerntje slanker, maar toch nog steeds een ferme zit. Ik ben niet bang voor dikke boeken, maar merkte wel dat ik op een avond nauwelijks meters maakte: niet alleen die kleine lettertjes, maar grote goden, prof. H. stopt zoveel ingedikte info in zijn (overigens glasheldere) zinnen dat ik geregeld even een pauze moest inlassen, al was het alleen maar om te proberen of ik er misschien een speld tussen kon krijgen. Dat zegt misschien net zoveel over Harari’s overredingskunsten als over mijzelf als meedenkende lezer, maar afijn. Ik schaar mij nederig achter de blurb van Barack O.: ‘Een belangrijk en provocerend boek.’
Evengoed ben ik er, als niet-geüpgradete sapiens die ook niet van plan is zich te laten upgraden (ik heb niet eens een smartphone), tijdens het lezen van dit provocerende boek maar weer eens goed van doordrongen geraakt dat mijn tijd snel aan het opraken is. En zo aantrekkelijk is de wereld die prof. H. voor ons bij elkaar provoceert niet: nog een paar generaties, en dan heeft de mens zichzelf niet alleen tot God uitgeroepen, maar is hij ook nog eens voorbijgestreefd door de kunstmatige intelligentie waar hij nu zo mee wegloopt.
Ik heb Harari niet op waardeoordelen kunnen betrappen, en de neutrale toon die daardoor overheerst speelt waarschijnlijk een grote rol bij mijn tot op zekere hoogte klakkeloos volgen van zijn betoog. Ik weet natuurlijk ook wel dat ik niet de hersens heb voor dit soort massieve werken, en daarmee is het feit dat ik deze ‘kleine geschiedenis van de toekomst’ helemaal heb doorgewerkt des te opmerkelijker. Dat wil niet zeggen dat alles is blijven hangen, maar zijn genadeloze samenvatting van de twintigste eeuw (oorlog, oorlog en nog eens oorlog) en zijn onsentimentele analyse van de huidige stand van het humanisme, met zijn neoliberalisme en het altijd maar voorrang verlenen aan de markt dat ons nog eens lelijk gaat opbreken, zijn wel dingen die beklijven.
Opmerkelijk is Harari’s lichte, zelfs luchtige verteltrant: niet dat hij grapjes maakt, maar bij sommige (confronterende) passages drong pas in tweede instantie tot me door dat de toekomst van de ‘sapiens’ onze eigen toekomst is, en dat die er voor mij en al die andere ‘gewone’ mensen (en andere ‘domme’ soorten) niet rooskleurig uitziet.
Maar vaak heb ik gewoon lekker door zitten lezen, alsof ik zelf helemaal niet bij die sapiens hoor, en alsof ik straks, als de biologie en de techniek de mens zijn individualisme hebben ontfutseld, gewoon nog steeds die autonome vrije wil heb. En misschien kom ik daar nog mee weg ook. Van tussen de oogkleppen van mijn ouderdom zie ik een horizon liggen die in plaats van onvoorstelbaar ver weg al een beetje aanvoelt als binnen handbereik. Hoeveel toekomst heb ik überhaupt nog? ‘Het zal mijn tijd wel duren.’ Wil ik zo denken?
Pas toen prof. H. begon te voorspellen hoe het in de naderende nadagen van het humanisme met het concrete voortbestaan van onze zingevende bezigheden gesteld zal zijn had hij me weer helemaal bij de les – voor vertalers en kunstenaars is er bar weinig perspectief, eigenlijk even weinig als voor bakkers en koks. Een van de weinige beroepsgroepen die volgens Harari niet zomaar door een kunstmatige intelligentie-overname aan de kant kunnen worden geschoven is die van de archeologen.
Dat er alsnog toekomst zit in de studie die hij met zoveel frisse tegenzin heeft afgerond, zou mijn wereldreiziger toch als muziek in de oren moeten klinken.
◊◊◊
Yuval Noah Harari, Homo Deus. 2016. Vert. I. Pieters, 2017. 447 p.
Prent: Como, 2018. Foto © Gertrudsdottir.