Aantekeningen bij het zien van de laatste film van Andrei Tarkovski.
In de wereld van Het offer vallen vrouwen in drie categorieën: ze zijn of heks, of hoer, of hysterisch. Anders dan de man(nen), die leidende rollen hebben, zijn de vrouwen eerder rekwiesieten dan personages. Ze staan of zitten er maar een beetje bij, onpraktisch uitgedost, op onhandige hakken. Ze verrichten lichte hand-en-spandiensten die traag en esthetisch in beeld worden gebracht – wat hun afstand tot de grote filosofische vragen die de film stelt vergroot.
Als dit een stereotiepe rolverdeling is, viel me die vroeger niet op. Toch gaan al Tarkovski’s scenario’s over (het innerlijke leven van) mannen. Toen ik lang geleden Stalker, Andrej Roebljov, Solaris etc. voor de eerste keer zag, stond ik daar niet bij stil – ik zag de hoofdpersoon op de eerste plaats als mens, pas in tweede instantie als man.
Dat lukt me niet meer.
In Het offer zie ik een man, Aleksander, gestalte geven aan de menselijke conditie en ik waardeer de (dramatische, aan Bergman schatplichtige) wijze waarop dat gebeurt. Maar dat die man ook en vooral gezien moet worden als mens, want dat beoogt Tarkovski, lukt me alleen theoretisch. Ik wéét dat ik het personage zo moet zien. Maar waarom kost me dat moeite? Waarom zie ik de hele tijd de man en alleen als denkoefening de mens?
Dat ligt deels aan de vrouwen om hem heen (de echtgenote, de kinderjuf, het hulpje): een handvol bijfiguren die niet meer zijn dan bijfiguren. En toch leiden ze af. Met de menselijke conditie houden ze zich niet bezig. Ze zijn entourage, ze zijn dienstbaar aan de man, ze doen iets in zíjn huishouden. Ze zijn hulpeloos of hysterisch, ze doen wat ze wordt opgedragen, ze kijken naar de man(nen) voor leiding.
Een van hen, de buitenlandse dienstmaagd (!) Maria, wordt door andere personages een heks genoemd. Haar rol is die van het vleesgeworden mededogen, of ze nu wil of niet. Pas als Aleksander een pistool tegen zijn hoofd drukt zwicht ze voor zijn verzoek om gemeenschap met hem te hebben. Volgens het scenario komt hiermee een voorspelling uit, maar het is tevens een Erbarme dich dat haar door chantage wordt afgedwongen.
Hoe anders is de rol van Aleksanders naamloze kind, een jongen van een jaar of acht. Hij is precies wat zijn ‘naam’ zegt: gossen, de kleine man. Als een man in miniatuur volgt hij, hoe jong ook, zijn eigen pad. Hij is autonomer dan de volwassen vrouwen die zijn wereld bevolken.
Had dit kind een meisje kunnen zijn? Hoe aannemelijk was dat geweest? (Dit is iets wat ik me vroeger nooit afvroeg.)
De kleine man krijgt zijn levensles van de grote man, Aleksander. De enige andere figuur die wijsheden debiteert, is – uiteraard – ook een man: de postbode Otto, die als een ongevleugelde Hermes op de fiets het contact met de buitenwereld onderhoudt.
Deze eenzijdige focus op de man als drager van de condition humaine houdt me bezig. Natuurlijk realiseer ik me dat voor een mannelijke regisseur als Tarkovski een mannelijke blik vanzelfsprekend is. Maar ik ben geen man, en toch heb ik jarenlang zelf ook met die blik gekeken en aanvaard dat het, in de wereld van de cinema, de standaardblik is. In talloze films vervult het mannelijke personage de dubbelrol van man en mens (vgl. het Engelse woord man, dat van oudsher beide betekenissen heeft). Vrouwelijke personages hebben die dubbelrol niet, nooit gehad ook. Zij zijn altijd vrouw, en (seksueel) dienstbaar, en dat meestal aan de man.
Het mannelijk perspectief is in de cinema – en in de literatuur, op het toneel, in de opera … kortom, in de kunsten – alomtegenwoordig. En nee, niet alleen als de maker een man is.
Het gekke is dat dit me vroeger (als twintiger, dertiger) niet opviel. Nu wel. Kennelijk is er iets veranderd aan mijn manier van kijken. Dat geeft stof tot nadenken. Want in theorie weet ik dit allemaal allang. Waarom ben ik me dan nu pas zodanig van dat perspectief bewust dat het mijn kijkbeleving beïnvloedt? Wil het feit dat ik voorheen ‘als een man’ keek zeggen dat ik nu als een vrouw kijk? Zo ervaar ik dat niet.
◊◊◊
A..Tarkovski, Offret (Het offer). Speelfilm, 1986. Op YouTube te vinden met Engelse ondertiteling, maar voor wie zich op de man/vrouwverhoudingen wil concentreren is (nog eens) kijken zonder subtitels een aanrader. Taal leidt af, geschreven taal onder in beeld al helemaal.
In het Eye Filmmuseum in Amsterdam was in 2019 een grote Tarkovski-tentoonstelling te zien: polaroids uit het privéarchief van de regisseur, allerlei paperassen met betrekking tot zijn films, en van alle acht speelfilms een 20 minuten durend ‘uittreksel’ (dat in het geval van Het offer de essentie puntgaaf weergaf: opzienbarend hoe de kern overeind blijft na het wegknippen van 125 minuten film). Ik heb de acht fragmenten allemaal achter elkaar bekeken: eigenlijk een overdosis, maar het weerzien zeker waard. Naderhand realiseerde ik me hoe vaak het in de films van Tarkovski op de cruciale momenten pijpenstelen regent.
Baas boven baas blijft Andrej Roeblev (1966). Daarover gaat deze post.
Literatuur: A. Tarkovski, De verzegelde tijd. Beschouwingen over de filmkunst. Vert. (uit het Russisch) A. Uijterlinde, 1986.
Over het mannelijk perspectief schrijft John Berger behartenswaardige dingen in zijn (marxistisch georiënteerde) leergang over kunst en marketing, Ways of Seeing. In theorie kreeg ik zijn boodschap al in de jaren zeventig mee, in de praktijk heeft het nog tientallen jaren geduurd voordat mij de ‘mannenschellen’ werkelijk van de ogen vielen. Nu krijg ik ze niet meer opgezet.