Niet iedere getuige
roept van de daken.
– Hubertus Ernst
Dit voorjaar overleden twee (bijna-)honderdjarigen: mijn moeders oudste broer de leerlooier, kort voor de eindstreep, en haar neef de priester, kort erna.
Priesters heb je in soorten en maten. Hubertus Ernst baseerde zijn langdurige, maatschappelijk betrokken rooms-katholieke priesterschap op een mensbeeld dat hij deelde met de joodse filosoof Emmanuel Levinas.
In Levinas’ visie op de mens is het vertrekpunt niet ‘ik’, maar het Gelaat van de Ander. Heel in het kort: een andere mens ziet mij aan en zijn gelaat zegt, met of zonder woorden: laat mij leven. Het is een bede en tegelijk een gebod. Ik blijf er niet vrij tegenover staan. Het Gelaat dat zo spreekt, maakt mij tot naaste van de Ander.
Dit gebeurt vóór ik er zelf voor kies. Mij wordt opgedragen een wending te maken, een ommekeer van de zelfzuchtige mens die ik ben naar toewijding aan de Ander. Toewijding, opdat de Ander kan leven. Ik kan zeggen: ‘Dat wil ik niet,’ of: ‘Ik doe het niet.’ Maar ik kan niet zeggen: ‘Ik ben het niet; ik ben niet de naaste van de Ander.’
Het appèl van het Gelaat van de Ander, deze gebiedende smeekbede van mens tot mens, is het fundament van het menselijk geweten.
Hubertus Ernst paste deze inzichten toe in zijn werk als priester, bisschop en voorzitter van Pax Christi Nederland. En midden jaren tachtig nam hij plaats tegenover Wim Kayzer, die in de tv-serie Het Onderhoud maandelijks een spraakmakende Nederlander aan de tand voelde over diens drijfveren. De mise-en-scène deed denken aan die van het kruisverhoor: donkere omgeving, hard licht boven een klein tafeltje, twee ongemakkelijke stoelen.
Kayzer liet er geen gras over groeien en vroeg om het godsbewijs.
Waarschijnlijk zat hij klaar voor een stevige discussie, een spervuur van voors en tegens, een woordenduel op het scherp van de snede. Maar hij kreeg iets heel anders, en met hem de kijkers thuis.
De bisschop had nauwelijks woorden nodig. Laat staan argumenten. ‘Geloof,’ zo zei hij, ‘behoeft geen bewijs.’
De stilte die daarop neerdaalde tussen de twee mannen hield eindeloos aan, langer dan een televisiemaker vandaag de dag zou riskeren. En hoe langer de bisschop zweeg, hoe welsprekender zijn zwijgen werd.
Niet iedere getuige roept van de daken. Het werd hier magistraal in praktijk gebracht.
◊◊◊
Emmanuel Levinas, Het menselijk Gelaat, 1987 (1969). Vert. O. de Nobel en A. Peperzak.
Huub Ernst, De Naam, 1991.
Huub Ernst, Homilie bij het 40-jarig bisschopsjubileum, 2007.
Jesaja 42, 2-3; Lucas 10, 25-37; Matteüs 5, 21-48.
Wim Kayzer, Het Onderhoud. Lange, diepgravende gesprekken met ‘belangwekkende medemensen’. VPRO, 1984-85.
Prent: Zweden (apostelgroep), 2011. Foto © Gertrudsdottir.