ver·ve·ling (de; v.) 1. het zich vervelen of toestand
waarin men zich verveelt; onaangenaam gevoel van leegte.
– Van Dale Online Woordenboek
wijsheid
Vrijdenker
Langzamerhand echter hield Zeno op voor hen een persoon te zijn, een gelaat, een ziel, een man die ergens op een stipje van het aardoppervlak leefde; hij werd een naam, minder dan een naam, een verbleekt etiket op een glazen pot waarin enkele onvolledige en dode herinneringen uit hun eigen verleden langzaam tot rotting overgingen. Zij praatten nog wel over hem. In werkelijkheid vergaten ze hem.
– Marguerite Yourcenar
Rijkdom
Kop op
Waanzinnig stil
Goed bezig
En denk niet aan de vruchten van het optreden.
Doch voorwaarts.
…
Geen vaarwel,
Maar vaart voort, reizigers.
– T.S. Eliot Lees verder
Om de liefde
Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar ik had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets. Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets. De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij. De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben.
1 Kor. 13, 1-8
De getuige
Niet iedere getuige
roept van de daken.
– Hubertus Ernst