Credo

2018-6401 petrus en paulus oostende PHOTO GERTRUDSDOTTIR

Mijn moeder was gelovig in een tijd dat gelovig zijn gewoon was. Dat ze haar kinderen liet dopen en in het rooms-katholieke geloof grootbracht was dan ook volkomen vanzelfsprekend. Ze vertelde ons verhaaltjes uit de Bijbel, ze draaide plaatjes als ‘De hemel is van jou’, we zegden aan tafel en voor het slapengaan onze gebedjes op, en op zondag gingen we naar de mis. Met kerst was er de kerststal, waar pas op Eerste Kerstdag het Kindeke in zijn kribbe werd gelegd en pas op Driekoningen de drie koningen hun geschenken kwamen brengen. In de Vasten deden we zes lange weken onze snoepjes in een trommeltje dat klokslag 12 uur op Paaszaterdag open mocht.

Onze formele godsdiensteducatie voltrok zich begin jaren zestig volledig onder schooltijd. De kapelaan of de pastoor zelf kwam ons de catechismus leren en bereidde ons voor op de Eerste Heilige Communie en het Vormsel. Als er al kinderen uit een niet-katholiek nest in de klas zaten mochten die alvast naar huis. De enige andersgelovige in mijn klas was een jongen bij wie ze thuis Luthers waren. Ik heb zijn gewoonte om in kleermakerszit op zijn stoel te zitten nog jarenlang in verband gebracht met zijn geloof.

Op mijn elfde of twaalfde deed zich bij mij een openbaringsmoment voor. Het gebeurde tegen het einde van de mis in onze parochiekerk, een noodgebouwtje. Ik herinner me de vloer van grijze vierkante stoeptegels, de wat vettig aanvoelende banken, de viezige knielmatjes, het Latijnse geneuzel van de pastoor, in het dagelijkse leven onze buurman. De geur van vele nuchtere magen op de zondagochtend. Ineens vervlogen al die concrete indrukken toen er als een lichtflits een gewaarwording was, een besef dat me in mijn diepste wezen trof: ik geloof. Het duurde maar even, maar dat even was van een kracht en een stelligheid die ik naderhand in geen enkele context meer heb ervaren.

2010-3948 ivrea PHOTO GERTRUDSDOTTIR

Uiteindelijk, terwijl de kerk de veranderende tijdgeest probeerde bij te benen en bij mij de puberteit zich begon te roeren, is het de beatmis geweest die me de kerk uit joeg. Met het Latijn deed de katholieke kerk ook het mysterie de deur uit, en zonder dat mysterie was ze in feite nauwelijks nog te onderscheiden van de protestantse varianten die zich lang geleden van haar hadden afgescheiden.

Mijn moeders intuïtieve devotionele opvoeding wierp haar eerste vruchten af toen ik Engels ging studeren. De grote westelijke literatuur is doordrongen van de christelijke cultuur en is daardoor, zo bleek in de universitaire werkgroepen en colleges, eigenlijk niet te begrijpen voor studenten die geen weet hebben van Oud of Nieuw Testament en dus geen enkele verwijzing oppikken. Via Dryden en Swift, Angelsaksische satireschrijvers uit de tijd van de Verlichting, werd mijn verbroken contact met de Bijbel hersteld en verdiept. Er ging een schatkist open: de kunst van Rembrandt en andere meesters gaf vorm, kleur en schoonheid aan de Bijbelverhalen die ze afbeeldden. In de muziek waren er de engelenkoren van Hildegard von Bingen, de polyfonie van Dufay en De Machaut, de Stabat Mater van Vivaldi. Van mijn schoonvader de steenhouwer erfde ik zijn handboek over christelijke iconografie: nog meer symbolen, gebruiken en beelden die de verhalen al vele eeuwen begeleidden. Stap voor stap vond ik de weg terug naar het oude, en daarmee naar het mysterie.

Maar weten is niet geloven, waardering is geen devotie. Het geloof zelf, zoals ik dat op dat ene moment ervoer, is niet teruggekomen.

Voor mij was het een logische stap om mijn eigen kinderen niet in het geloof op te voeden. Ik heb ze wel de verhalen verteld, elk jaar weer, over Pasen en Pinksteren, over de heilige Christoffel en over de vastentrommeltjes. Fenomeen van een tijdsgewricht: op hun katholieke basisschool werd in de jaren negentig meer aandacht gegeven aan de islam en het hindoeïsme dan aan het christendom. Nu staan ze op eigen benen, leden van een generatie die het christendom al voor een groot deel vergeten is, in een samenleving waarin fundamentalisten, ook aan humanistische zijde, weinig geloof hechten aan verdraagzaamheid.

◊◊◊

Lea Smulders, De hemel is van jou. 45-toerenplaatje, ca. 1960.

John Dryden, Religio Laici. 1682. Waarover hier meer.
Jonathan Swift, bekend van Gulliver’s Travels, probeerde de religie tot rede te brengen en de rede van religie te doordringen. Hij kan met recht een ‘priest of reason’ worden genoemd.

Hildegard von Bingen, benedictinesser abdis, mystica en componiste, kreeg ruim aandacht in de radio-uitzendingen van Marijke Ferguson, Musica religiosa et profana. Waarover hier meer.
In de post over Marijke staat ook een link naar Vivaldi’s Stabat mater in de uitvoering van James Bowman en The Academy of Ancient Music.
Guillaume de Machault of Machaut schreef in de 14e eeuw de Messe de la Nostre Dame, in de Ars Nova-stijl. Zijn voornaamgenoot Dufay, een Vlaming, bracht de Ars Nova een eeuw later een huldebetoon in zijn polyfone composities.

Bijbel: Statenvertaling met reproducties van Rembrandt. Z.j. (jaren zeventig).
Br. Leopold, Oude en nieuwe iconographie, ten dienste van den scheppenden kunstenaar. Gent, 1937.
De legende van de H. Christoffel wordt hier naverteld.

Prent 1: Oostende, 2018. Foto © Gertrudsdottir.
Prent 2: Ivrea, 2010. Foto © Gertrudsdottir.