Taal van kristal

maze_julians_bower_alkborough

La philosophie s’apprend comme tout le reste.
– Henri Bergson

De Kring van Leergierige Vrouwen liet zich in met het gedachtegoed van de 17e-eeuwse wijsgeer Spinoza.

Baruch (Benedictus) Spinoza verwierp de antropomorfe, naar de mens gemodelleerde God en schaafde gestaag en met mathematische precisie aan een zo zuiver mogelijk godsbegrip, ontdaan van openbaring en bijgeloof, hemel en hel, straf en beloning. Hij pleitte voor een filosofische, naturalistische godsopvatting: Deus sive Natura, God ofwel Natuur. God en de natuur zijn één, de natuur is de grond die alles draagt, en alles in de natuur is aan wetmatigheden onderhevig. Alles, dus ook de mens die zo snel geneigd is te denken dat de natuur er alleen is om hem te plezieren. Spinoza is dus verrassend ‘modern’, maar pas op.

Wie zijn leer wil leren kennen, loopt niet alleen tegen een radicaal andere visie op God en de mens op. Hij zal zich ook een nieuwe vocabulaire eigen moeten maken: de wijsgeer uit Rijnsburg bediende zich van woorden waarvan wij de betekenis menen te kennen, maar bij hem krijgen begrippen als deugd, verbeelding, intuïtie en passie een andere, soms zelfs tegengestelde, betekenis en belang.

De drempel die Spinoza’s hoofdwerk, de Ethica, opwerpt is dan ook een aanzienlijke. Wij van de KLV kregen de materie behapbaar toegediend door Frans Jespers, die ons deskundig door de doolhof van Spinoza’s stellingen en bewijzen leidde. Vooral die taal geeft me te denken, en de taak die de Rijnsburger wijsgeer zich stelde om de woorden die hij voor zijn betoog nodig had, tot klaarheid te dwingen. Wat dat boeiend maakt, is het feit dat Spinoza’s taal van kristal, die tijdens zijn leven meteen al aanleiding gaf tot misverstand, afwijzing en zelfs excommunicatie, nu hij zich van een plaats in het pantheon der wijsgeren verzekerd mag weten, wordt omspoeld door visies en interpretaties, en de ene kenner door de andere van wanbegrip wordt beticht.

toren_babel_bruegel_boymans
Pieter Bruegel de Oude, De kleine Toren van Babel.

De Argentijnse ‘taaltovenaar’ Jorge Luis Borges wijdt drie gedichten aan Spinoza. In twee ervan giet hij zijn gedachten over de wijsgeer die de wiskunde omarmde en zijn brood verdiende in de optica, te midden van het lenzenslijpsel dat hem zijn gezondheid kostte, in de precieze mal van het sonnet. Dit is het laatste van de drie, uit 1976. De vertaling is van Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer.

Baruch Spinoza

Het westen met zijn gouden nevelluister
verlicht het raam. Het manuscript verbeidt
de schrijver en is vol oneindigheid.
Iemand denkt God uit in het schemerduister.

Een man brengt God tot leven. Het is een jood
met droeve ogen en olijvenhuid;
de tijd draagt hem en maakt hem lotgenoot
van het blad waar het stromend water zich om sluit.

Het is niet erg. De tovenaar bouwt voort
aan God met verfijnde geometrie;
vanuit zijn ziekte en vanuit zijn niets
blijft hij zijn God verheffen met het woord.
Hem werd de gulste liefde toebedacht,
de liefde die geen liefde terugverwacht.

◊◊◊

Benedictus de Spinoza, Ethica. 1677.
Frans Jespers, ‘De actualiteit van Spinoza’. 2017.
Jorge Luis Borges, Alle gedichten. Vert. B. van de Pol en M. Steenmeijer, 2011.

Het labyrint boven dit bericht draagt de naam ‘Julian’s Bower’ en is aangebracht op de vloer en in het raam van de kerk van het Engelse dorp Alkborough. Buiten het dorp ligt al eeuwenlang de identieke grasdoolhof. Over de herkomst is weinig bekend.

Pieter Bruegel de Oude, ‘De kleine toren van Babel’, 1563. Coll. Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam. In het Kunsthistorisches Museum in Wenen bevindt zich Bruegels grote toren, daar ‘Turmbau zu Babel’ geheten.